De winnaar


De winnaar van de eerste Hofvijver Poëzieprijs is bekend: de Amsterdamse dichter Maurice Levano, hier op de foto met juryvoorzitter Joris Voorhoeve tijdens de uitreiking van de prijs op zaterdag 10 september 2011 in de Schutterszaal van het Haags Historisch Museum. De winnende cyclus staat onderaan deze pagina.

Bekijk hier de foto's van de prijsuitreiking, gemaakt door Frederick Linck.

De Hofvijver Poëzieprijs bestaat uit een eigen bundel en een kunstwerk, ditmaal de pinholefoto "Hofvijver" van de Haagse fotograaf Frederick Linck.

De jury over de cyclus van Maurice Levano:
“Op dit eiland / waar schizofrenie en meisjes / heersen” zo begint deze naamloze cyclus van zes gedichten die kan worden gelezen of, beter nog, beluisterd als een dramatische monoloog. De spreker, “praat met gekken die niet bestaan, [hij] / houd[t] niet van lelijke vrouwen die losgaan, en niet / van mannen die onzeker zijn en veertig.” Als lotgenoot is het zijn taak om te luisteren “naar de stemmen / waar anderen bang voor zijn”.

De spreker die, net als de dichter Maurice heet, voert ons binnen in zijn eigen geesteswereld en die van anderen die net als hij greep proberen te krijgen op zichzelf en de omgeving. De grillige en geestige kracht van Levano’s taalvondsten zorgt ervoor dat de toehoorder zijn verbeelding op scherp moet zetten. In het ritme en de taal van alledag schept Levano intrigerende beelden en ideeën die de grensposten van het denkbare en waarneembare bestoken."


Het gehele juryrapport is te downloaden door op deze link te klikken.

Maurice Levano (1979) deed veel te lang over zijn studie Filmwetenschappen en leerde vooral wat normaal is en wat gek. Na een tijd dj te zijn geweest van een Nederlandstalige hiphopgroep legde hij zich toe op fotografie. Zijn werk als ervaringsdeskundige bij het AMC leidt naast goede gesprekken met psychotische mensen onder meer tot artikelen in het MGv en de oprichting van het muziekproject Koek & Ei. Ondertussen was er steeds de poëzie. De laatste tijd maakt hij foto's van afgedankte paraplu's in prullenbakken.

-------------------------------------------------------------------------------

Maurice Levano

Cyclus zonder titel naar aanleiding van het thema "eiland"


1.

Op dit eiland
waar schizofrenie en meisjes
heersen, ben ik
alleen met vijf platen
de vingers van mijn linkerhand

de schoenendoos vol foto´s
nog onder mijn verkoolde bed
gesmolten foto´s van wie ik ben geweest
voor ik dit werk deed

werk waarbij ik luister naar de stemmen
waar anderen bang voor zijn
waarvoor ik iedereen mijn engel geef
te grabbel
alsof niets meer heilig is
omdat ik hem niet meer gebruiken kan

zover is het al gekomen met me
een leven van houtskool, ik schroom
het leven te noemen –
van het liefste dat ik ooit kende
een gratis hoer gemaakt

herinneringen enkelbewaarders
de man zonder bezittingen
is overal even thuis
dit eiland komt niet voor
en is van niemand

met mijn voeten in het zand
kijk ik naar de heteluchtballonnen
in de verte,
de zwarte koffer opengeklapt,
vanuit de binnenkant
klinkt muziek



Iets met muziek

Mijn glazen vriend gaat steeds kapot, ik
probeer zijn paraplu te zijn. Hij heeft een blauw leren jack,
mijn glazen vriend, met een witte bontkraag.
Hij is van de brandweer, danst graag.
Maar ik haat hem.
Want hij heeft kapot gemaakt
wie ik ben, de luchtballon die er met zijn zand vandoor wou.
Alleen ben ik geen luchtballon. Ik ben ook van glas.
Het mooie van paraplu's vind ik dat ze de regen hoorbaar maken.
Mijn glazen vriend moet dood.
Ik wil zijn leren jas.



Maurice

Ik heet Maurice en praat met gekken die niet bestaan, ik
houd niet van lelijke vrouwen die losgaan, en niet
van mannen die onzeker zijn en veertig. Meer niet. Ik
ben weggevlucht
uit mijn geboortehuis waar ik niet meer veilig was,
mijn vader woont er nog maar
vraag me niet hoe, in godsnaam,
ik weet niet meer welke tree van de trap
ook alweer mijn lievelingstree was, weet niet
van wie de kinderfoto's zijn die de muren bedekken en nu praat ik
met mensen die niet bestaan en woon ik alleen nog
in de dromen van mijn buren: ´t is lastig slapen
in een naam. Maar het enige dat ik nodig heb is slechts wat dralipi,
en een frnoe. En daar weer een foto van, alsjeblieft,
want ik ben iemand die veel vergeten kan.



Schizofreentjes

Ik sta voor zijn deur en denk aan mijn moeder.
Het is de meest sjacherijnige schizofreen
van Amsterdam die me steevast
de groetjes
doet. Ik weet niet waar ik ze stoppen moet,
want in mijn zakken brieven van
de mensen die weten hoe het leven gaat.

Niemand die zo mijn hand schudt.
Vanuit de keuken geeft hij toe dat hij weet
waar ze mensenhandel plegen
maar hij wil me niet zeggen waar.
Dat hij op straat schreeuwt is normaal.
Dat de buren seks hebben in zijn hoofd
is normaal.
Daar hebben we het niet over.

Hij noemt me zijn vriend
als ik vertel dat de rechter komt.
Hij wil dat
alles bij hetzelfde blijft, alles bij het normale,
blijft in het gekleurde fort
dat hij voor zichzelf optrekt
om het misbruik van zijn jeugd tegen te gaan,
veilig verschanst met af en toe een vuistslag
of schreeuw naar zijn stemmen, naar de buren
en naar het oude vrouwtje dat hem
zogenaamd achtervolgt.

Ik noem het niet schizofrenie, heb het ook,
de veranderziekte,
snap niet
wie ik word als ik bij hem ben.

Daarom ben ik zijn vriend.
Ik word de poort van zijn fort.
Laat hem de wapens niet zien.

Mijn familie morrelt aan me
ze weten dat ik daar niet hoor.
Het enige dat ik nog weet is dat ik
van mijn familie moet houden.
Hij haat ze

maar ze hebben gelijk.



Aanrakingen

ik eet mezelf graag
een beetje misselijk
want dan weet ik dat ik lijf
een lijf heb

dat een buik heeft en benen
met mij eraan vast
en dat ik dat toch ben

omdat ik pijn voel

waar al de mensen me ooit
hebben aangeraakt
met een lik, kus of klap,
en wanneer ze me schampten
in het voorbijgaan –

naakt in bed, op mijn zij,
staan hun namen
in mijn vlees gekerft

onzichtbare littekens stuk voor stuk

ik noem ze voor het slapen gaan



Nacht

De straatlantaarns brachten me
jassen die afglijden
in een volle nacht
die steeds minder bewaarde
totdat alleen de maan nog
overbleef

en de zwerver
die rond scharrelde
bij de vuilnisbak en een jas
omhoog hield
toen ik
voorbijkwam.

Ik zei hem: “Blauw
is het verhaal dat ik kende,
blauw deze nacht.
Houd deze jas, hij geeft je warmte.”
Hij lachtte. Sneeuw viel
zachtjes, als voor het eerst.