Juryrapport

Hofvijver Poëzieprijs 2011

Juryrapport


Voorgelezen op zaterdag 10 september 2011
in de Schutterszaal van het Haags Historisch Museum
door juryvoorzitter Joris Voorhoeve

Het juryrapport is ook hier te downloaden

De Jury van de Hofvijver Poëzieprijs, bestaand uit Will van Sebille, Ruud Hisgen, Theo Monkhorst, Eelco van der Waals en mijzelf, heeft 47 inzendingen beoordeeld. Eén daarvan was te kort om mee te dingen. Het ging dus om wat wij de beste gedichtencyclus vonden van 46 dichters. Dat was een plezierige opgave, want veel gedichten waren van hoge tot zeer hoge kwaliteit. Het was dus een "embarras du choix".

Wij hebben daarbij de volgende criteria gehanteerd: het thema “eiland” natuurlijk, dichterlijk vakmanschap, originaliteit, en daarnaast het moeilijk definieerbare stel overwegingen dat men subjectief mag noemen: als de ervaring van de lezer bepaalt dat er iets bijzonders aan de hand is en je wordt geraakt, ontroerd en verrast.

Vanzelfsprekend zijn de inzendingen anoniem beoordeeld. Dus zonder ook maar iets te weten van de reputatie, context of andere aspecten van de dichter, voor zover die niet zelf direct uit de gedichten spraken. Het was voor de jury, die in deze samenstelling voor het eerst bijeen was, een klein avontuur.

Zo kwamen wij, bellend en e-mailend vanuit diverse plaatsen in de vakantieperiode, tot een lijst van inzenders waar we het direct over eens werden, waarna eind augustus in een vruchtbaar gesprek nog eens vele gedichten werden geproefd en argumenten gewogen om de lijst van vijf genomineerden vast te stellen. Die zijn u inmiddels bekend.

In alfabetische volgorde van achternamen: Bert Deben met de sonnettencyclus Een eiland in mijn hoofd; Edwin Fagel met Aan de overkant; Maurice Levano met een naamloze cyclus, Mark Meekers met zijn portfolio In Zicht; en Gerard Scharn met een cyclus over zes eilanden.

Wij stelden na onze keuze vast dat de vijf genomineerden twee Vlamingen en drie Nederlanders betroffen. Er waren ook prachtige gedichten van de Nederlandse Antillen ingestuurd, én van dichters met wortels in Suriname en Zuid-Afrika.

Wij willen alle genomineerde dichters recht doen met een voordracht van één van hun gedichten: zij worden hier voorgedragen door Piet van der Pas.


Bert Deben: Een eiland in mijn hoofd

In een goed afgeronde cyclus met een verhaalstructuur die de lezer meeneemt met de ik-figuur schetst Deben een innerlijke strijd.

Een strakke vorm van telkens drie vierregelige strofen en een tweeregelige strofe moet de ik-figuur helpen zich te handhaven in de therapie, waarin de ik-figuur eerder verder van zichzelf verwijderd raakt dan dat die hem 'geneest'. Zo lang alles ingeperkt is in regels en procedures, is er vertrouwen en hoop op beterschap of iets wat daarop lijkt. Dat dit een illusie is, blijkt uit het laatste gedicht waarin de chaos toeslaat.

Het laatste gedicht komt losser over dan de vier daaraan voorafgaand en dat klopt ook met de inhoud: de "ik" redt het niet meer, raakt, nee, is in verwarring, en belandt ongewild weer in dat eiland in zijn hoofd. Alle therapie, alle vragen hebben niets geholpen.


Edwin Fagel: Aan de overkant

Een aangrijpende cyclus van acht gedichten die de lezer de vraag stelt of hier eigenlijk wel sprake is van dichtwerk. Of levert Fagel een staaltje vertelkunst gedoseerd over acht prozaïsche teksten? In de eerste en de laatste tekst die zich richten tot een onpersoonlijke “jij”, spreken verschillende stemmen los van elkaar door elkaar. De overige zes teksten lijken gemutileerde sonnetten.

Hier is een “ik” aan het woord die zich in de zakelijke wereld van rapporten en beursnoteringen beweegt en van een liefdesgeschiedenis verhaalt. Een liefde echter zonder enige hartstocht, zonder wederzijds begrip of wezenlijk contact. Het is een verontrustend verhaal van een reiziger die nauwelijks nog voeling heeft met anderen.

De cyclus eindigt met de woorden die een passie zouden moeten verwoorden, maar die in Fagels kille woordenwereld verworden zijn tot de ellendigste aller gemeenplaatsen: “Dag. Ik hou van je.” Een verwarrende conclusie die zich fel in je geheugen vastbijt.


Maurice Levano: Cyclus zonder titel

“Op dit eiland / waar schizofrenie en meisjes / heersen” zo begint deze naamloze cyclus van zes gedichten die kan worden gelezen of, beter nog, beluisterd als een dramatische monoloog. De spreker, “praat met gekken die niet bestaan, [hij] / houd[t] niet van lelijke vrouwen die losgaan, en niet / van mannen die onzeker zijn en veertig.” Als lotgenoot is het zijn taak om te luisteren “naar de stemmen / waar anderen bang voor zijn”.

De spreker die, net als de dichter Maurice heet, voert ons binnen in zijn eigen geesteswereld en die van anderen die net als hij greep proberen te krijgen op zichzelf en de omgeving.

De grillige en geestige kracht van Levano’s taalvondsten zorgt ervoor dat de toehoorder zijn verbeelding op scherp moet zetten. In het ritme en de taal van alledag schept Levano intrigerende beelden en ideeën die de grensposten van het denkbare en waarneembare bestoken.


Mark Meekers: In Zicht (poëtische portfolio)

De cyclus In Zicht (poëtische portfolio) heeft de jury tot op het laatst beziggehouden. In een gebeeldhouwde vorm en dichterlijke taal roept Mark Meekers sterke beelden op die de lezer meetrekken in bespiegelingen op zijn jeugd aan zee, het verzonken verleden, het eiland van de doden, het land der dromen en het gezochte Utopia.

Klassiek, gedragen, bloemrijk en oorspronkelijk verdient deze dichter ten volle zijn nominatie voor de Hofvijver Poëzieprijs.


Gerard Scharn: Cyclus zonder titel

In een welhaast emotieloze stijl definieert Gerard Scharn in zijn ‘Eilandencyclus’ met grote efficiency het karakter van vijf historische eilanden van het lijden: Robbeneiland, Groot Solovetski Eiland, Molokai, Schokland, Duivelseiland en Tasmanië.

De koelheid van de gekozen poëtische vorm en de dramatische inhoud leiden tot een schrijnende confrontatie die deze gedichten hun waarde geven.


De winnaar

Het was niet makkelijk uit het boeket van vele kleuren en vormen de winnaar te bepalen. Na wisseling van argumenten werden wij het eens over een reeks die door de jury vooral als verrassend beeldend en avontuurlijk werd beoordeeld. Daarmee wordt niets ten nadele gezegd van de prachtige gedichten van de andere vier genomineerden.

De keus van de jury viel op Maurice Levano’s krachtige verbeeldingen die voortkomen uit, wat hij noemt, “de veranderziekte”. Ik herhaal uit mijn eerdere introductie:
In het ritme en de taal van alledag schept deze dichter intrigerende beelden en ideeën die de grensposten van het denkbare en waarneembare bestoken.
Meneer Levano, namens de jury feliciteer ik u van harte.

Ik dank namens de jury alle 46 inzenders voor de bijzondere uren die zij de leden van de jury hebben verschaft. Wij hebben genoten van het rijke poëtische werk, dat in gedachten bijna alle continenten en zeer uiteenlopende sferen besloeg.

De jury stond uiteindelijk voor de taak het onvergelijkbare te vergelijken en heeft in deze kwestie gekozen voor het avontuur van de menselijke emotie boven het poëtische meesterschap. Als niet vaststond dat over de beslissing van de jury niet kan worden gecorrespondeerd, zou de kans levensgroot zijn dat wij daarover tot in de eeuwigheid zouden moeten discussiëren. Dankzij de fictie van de onfeilbaarheid van de jury blijven wij daarvan verschoond. Maar het geeft aan hoe moeilijk de keuze was.

De eerste Hofvijver Poëzieprijs is hiermee een feit.

Leve de Hofvijver, leve de poëzie!